De granaatastrilde is voornamelijk blauw van kleur en heeft ook deels bruine kleuren. Deze bruine kleuren zitten in de hals en nek en op de veren en rug. De blauwe kleur zit voornamelijk op de borst en rond de ogen en snavel. De snavel is rood van kleur. De snavel is behoorlijk groot.
Deze vogel wordt regelmatig in een volière gezien en is ook een aanwinst voor een volière. Ze kunnen heel goed samen met andere vogels en zijn niet agressief. Alleen tegen hun eigen soort zijn ze vaak agressief. Houd daarom ook altijd één koppel in de volière. Ze hebben wel altijd warmte nodig. De volière dient wel altijd een warmte van rond de 25 graden te hebben. Goed geacclimatiseerde vogels kunnen wel leven in het klimaat in Nederland en België, maar er dient wel een verwarmd binnenhok aanwezig te zijn zodat ze zich te allen tijde kunnen terugtrekken.
Als voeding eet de granaatastrilde een zaadmengsel voor volièrevogels en tropische vogels. Ook krachtvoer en eivoer dient regelmatig verstrekt te worden. Kiemzaad lusten de vogels ook erg graag. Wanneer er jongen zijn kan er insecten-/universeelvoer toegevoegd worden aan de voeding. Meelwormen, Buffalo wormen en miereneieren worden op zijn tijd ook erg gewaardeerd. Maagkiezel en grit mogen ook nooit ontbreken in de volière.
Over het algemeen valt het verschil tussen een man en een pop goed te herkennen. Het popje is veel minder fel van kleur dan dat bij het mannetje het geval is. De kleuren lijken wat matter.
De jongen gedijen het beste bij een temperatuur van 25 graden. Zorg dus voor een goed verwarmd binnenhok. De vogels leggen hun eieren in nestkasten, welke ze zelf aanvullen met mos, grashalmen, donsveertjes en sisaltouw. Het vrouwtje legt zo’n 3 tot 6 eieren. Zorg altijd ervoor dat er zich levend voedsel in de volière bevindt wanneer er jongen zijn. Dit is essentieel voor de jonge vogels. Na ongeveer drie weken verlaten de jongen het nest. Na drie maanden valt waar te nemen of het een man of vrouw betreft.
De granaatastrilde is moeilijk te kweken. Houd hier dus rekening mee.